Enige
beschouwingen rond het 3e Lustrum van de Old
Bikers op woensdag, 21 september 2016
Het begon allemaal uiterst verrassend. Op de eerste plaats was daar het prachtige weer. Omdat de Lustrumcommissie (L.cie) ervan overtuigd was, dat we de festiviteiten – conform onze traditie - niet konden aanvangen zonder koffie (of thee), werd onze buschauffeur op pad gestuurd om achtereenvolgens kopjes, lepeltjes, koffie, theewater, theezakjes, suiker en melk in een zevental tochten bij de Rosep op te halen. et is mogelijk, dat ik nog iets vergeet. De goede man liep al te transpireren, voordat hij achter het stuur kon kruipen. Opvallend was, dat we allemaal een fraaie button (zie linksboven) kregen opgespeld, welke moest dienen als toegangsbewijs voor alle komende lustrumactiviteiten.
Ook wij hadden ons inmiddels ingescheept. Onze lustrumvoorzitter begon met ons allen van harte welkom te heten. Hij memoreerde met droefenis het feit, dat ons aller Theo helaas niet meer in ons midden verkeert, maar dat hij niettemin vandaag vele malen bij ons zou opduiken. De L.cie nam vervolgens – uit menslievende en hygiënische overwegingen - de beslissing, dat we, alvorens te vertrekken, eerst de koffie dienden te nuttigen en – vooral – geen kopjes te breken. Door dit alles vertrokken we een halfuur te laat.
Teneinde de pijn een beetje te verzachten kwam er al spoedig een “snoepje van Hanja”, voor de feestelijke gelegenheid in de vorm van een aangeklede luxe bonbon. De stemming kwam er al meteen goed in. De feestvreugde nam nog méér toe nadat Wim Gianotten aankondigde, dat Jos Oprins en hij een lustrumkrant hadden vervaardigd. Gedrukt door Gianotten Printed Media. De krant werd uitgedeeld en vervolgens werd het erg stil in de bus. Iedereen was enthousiast over de gedegen inhoud en de fraaie vormgeving. Maar vooral waren we op zoek, of – en zo ja waar - onze eigen naam al dan niet ijdel met betrekking tot welke context werd gebruikt. Ondergetekende mocht wat dit betreft niet klagen. De beide heren van de redactie verdienen mede daarom de Pulitzerprijs. Aangekondigd was, dat we het – door Jan van der Steen gecomponeerde – Lustrumlied zouden gaan oefenen. Daar kwam het echter niet van en dat was de schuld van de Betuwse dijkjes. Angstwekkend dicht langs de rand van een licht meanderend watertje.. Een ieder bad tot zijn – al dan niet alerte – engelbewaarder, om niet collectief ten onder hoeven te gaan. De één liet haar ontroering wat duidelijker blijken dan de ander, maar we knepen hem allemaal.
Mede dankzij het vakmanschap van onze chauffeur kwamen wij uiteindelijk aan in de Tuinen van Appeltern. Het zou gaan om een korte of een lange wandeling, maar beide hadden we al ruimschoots achter de rug toen we bij de receptie arriveerden. We hadden toen evenwel nog geen tuin gezien. Wij werden ontvangen in het restaurant en vervolgens verrast met – opnieuw – koffie. Deze maal vergezeld van appelgebak van olympische afmetingen. Uit angst, dat we de verdere dag niet al te veel meer zouden krijgen, was deszelfs gebak op verzoek van de L.cie óók nog voorzien van een flinke portie slagroom. Tijdens het nuttigen van deze zaken kregen we een causerie van de directeur van de Tuinen. De man gaf duidelijk blijk van zijn weerzin tegen zijn vak en zijn eigen Tuinen, hetgeen bij ons vraagtekens teweeg bracht ten aanzien van de zo dadelijk aan te vangen – korte of lange – wandeling. Voorzichtigheidshalve kozen de meesten van ons daarom voor het meer beperkte werk, dat achteraf verkeerd bleek uit pakken, omdat de gemakzuchtigen, en fysiek lichtelijk gehandicapten doodmoe van het slenteren en het staan, later dan de macho’s en ijverigen bij het punt van uitgang retourneerden. Wat hebben wij genoten! Nooit geweten dat lustig neergevlijd stro, bamboe en hooi zo’n lust waren voor het oog en zo’n rijkdom aan herfsttinten in zich hadden. Een must voor iedere tuin! Nooit geweten, dat een leeg conservenblik, voorzien van een komkommer, een overrijpe tomaat en een paar gemankeerde sperciebonen dermate veel inspiratie zouden opleveren, dat je wel even nadenkt alvorens een en ander in de kliko te sodemieteren. Ik zeg het met enige terughoudendheid, maar ik begon begrip voor de negatieve benadering van de eigenaar te krijgen. Gelukkig was daar het restaurant met een uitstekende lunch, voorafgegaan door een voortreffelijk tomatensoepje van de keurslager.
Na afloop was er de wandeling naar de bus, waarna we weer welgemoed op stap gingen, op weg naar de volgende activiteit. Opnieuw over de Betuwse dijkjes. Deze keer zonder angstzweet arriveerden wij bij “De Sluijzer”, een uit zijn krachten gegroeid voetgangers-overzetveer, afgemeerd bij “Moeke Mooren” in Appeltern. De betreffende praam was nogal vol (de bevolking van vier kloeke autobussen!) maar met enig stoelengeschuif vonden we allemaal een plek op het zonnige bovendek, De gezagvoerder van het schip – een groot redenaar en aangenaam causeur – deed ons kond van al het schoons, dat aan de oever te beleven viel. Prachtige mini-Vogelaarwijken, afgewisseld met loofwouden, kerktorentjes, Clarissen- en Franciskanenkloosters regen zich aaneen tot een marketingmix voor de VVV van Appeltern en omstreken. Menig lusje over verder onbegrepen kreken werden gemaakt met als voornaamste doel het spekken van de horeca-omzet van de betreffende reder. Overigens waren de geboden koffie en drankjes uitstekend van kwaliteit.
Na het ontmeren kwam er een moeilijk puntje: het
maken van de groepsfoto. Een aanmerkelijk deel van het
gezelschap bleek zich nog lang onledig te houden met ijdele kout
aan dek, er bleken batterijen leeg te zijn, we stonden verkeerd
en voor paal maar tenslotte was de kudde bijeen en werd er een
aantal malen op het knopje gedrukt. Zie het resultaat hieronder.
Weer in de bus werd het voorstel gedaan, ons
lustrumlied te gaan oefenen. We hebben daar mee gewacht totdat
we “op de grote weg” zouden zijn, vermoedelijk om de chauffeur
niet af te leiden. De belangrijkste reden was echter het
hoogtepunt van het dagprogramma: het uitdelen door Boudewijn van
een glaasje “Schrobbelèr”.. Het initiatief zelf werd met gejuich
begroet, welk gejuich tijdens een plotselinge bocht tot een
hartstochtelijk geloei evolueerde, toen Boudewijn met kruik en
al op de schoot van Betty belandde. Betty bofte want de actie van
Boudewijn leverde haar een dubbele dosis geestrijk vocht op.
Uiteindelijk werd door Ton (van Huijkelom)
het
Lustrumlied ingezet, overigens een stijlvolle compositie,
welke wij vervolgens uit volle borst mee zongen (voor tekst klik hier en voor de
bijbehorende melodie klik
hier ).
Onder genoeglijke kout en wederkout werd tenslotte de Rosep
bereikt en onze chauffeur van harte bedankt voor zijn
verdienstelijke inzet. Hoewel we een halfuur te laat waren
vertrokken, bleken we uiteindelijk drie kwartier op het schema
te zijn ingelopen.
We komen nu opnieuw bij een moeilijk puntje: de door de L.cie aanbevolen dresscode voor de heren. Deze was niet eenduidig en kon derhalve verwarring wekken. Sommigen van ons namen de betreffende code nogal letterlijk en hielden hun casual outfit (al of niet met houthakkersoverhemd) aan, waarbij zij aangetekend, dat het colbert niet werd vergeten maar de aanbevolen stropdas achterwege bleef. Anderen weer waren ’s-ochtends aan de start al in een keurige Armani-outfit verschenen, maar vergaten ’s-avonds hun bretels en stropdasje. Verheugend was evenwel te mogen constateren, dat enkelen van ons, Theo indachtig, een strikje hadden omgedaan.
Het schone weer alsmede de feestelijkheden zetten zich voort in de tuin achter de Dr.Desainzaal, waar voortreffelijke wijnen, koele bieren, verse jus d’orange en koude frisdranken konden worden genoten onder het genot van nootjes en andere knabbels, na een tijdje gevolgd door een verrassende amuse. Verheugend was, dat het gezelschap compleet werd, toen Françoise de Boer zich aandiende.
Het werd tijd om aan tafel te gaan, maar dat was nog niet zo eenvoudig door het fröbelwerk van Henk, die op zijn eigen, onnavolgbare wijze, weer een prachtige tafelindeling tot stand had gebracht. Een en ander leidde er overigens toe, dat we onze eigen partners de hele avond niet gezien hebben, hetgeen door de Bikers - geheel volgens traditie – op prijs werd gesteld. Over het diner zelf kan ik kort zijn: verrassende kwaliteit en geserveerd door vriendelijk personeel, e.e.a. zoals we bij de Rosep al gewend waren. Een goed diner geeft je nooit het gevoel, dat je teveel hebt gegeten, tenzij je je onmatig tegoed doet aan het dessertbuffet. En dat deden er een paar. IJs, fruit, zoete sauzen, slagroom, bonbons en diverse Franse en Hollandse kaasjes waren even zovele factoren die menigeen van ons in verleiding hebben gebracht en vervolgens door de knieën hebben doen gaan. . Gelukkig waren de goed gevulde magen alsmede de aan het slot verstrekte koffie uitstekende tegenhangers voor de talrijke alcoholische versnaperingen.
Belangrijker nog dan het diner zélf was de omlijsting ervan. Gezegd moet worden, dat Theo inderdaad de hele dag “aanwezig” is geweest. Dit was al voorspeld bij het ochtendsermoen van de Voorzitter, toen wij in de bus stapten, maar óók tijdens zijn openingsrede van ons lustrumdiner.
Toespraak Lustrumvoorzitter Jos bij opening diner
“Hierbij heet ik de Bikers en hun
partners, Tonny en in het bijzonder Francoise van harte welkom.
Na Dick de Bont is Theo de tweede Biker die is overleden. Op de
diës vorig jaar was hij er nog bij en hoe! Met Theo kon ik het
goed vinden. Dat gevoel had ik. Maar dat was met alle Bikers het
geval. Dat was juist het bijzondere aan Theo. Ik heb vanmorgen
al gezegd dat Theo er tot ons verdriet niet meer is, maar dat
hij vandaag, en zeker vanavond, op een aantal momenten zal
opduiken. Het is ons eerste feest zonder Theo. Wij missen hem.
Ik zou u willen verzoeken te gaan staan, en enkele ogenblikken
stilte in acht te nemen om Theo te gedenken. ………En dan nu over
tot de orde van de dag. Theo zou niet anders gewild hebben. Om
de overgang wat soepel te maken begin ik met een licht
filosofische overweging. Wat is tijd en hoe lang duurt deze
eigenlijk? Kijk, de middelbare school duurt zes jaar; de lagere
school óók zes jaar . Bij elkaar dus twaalf jaar. Tel daar de
kleuterschool bij op. Doe er nog één of twee jaar bij. Dat
is dus vijftien jaar en zolang fietsen wij al met elkaar, eens
in de twee weken. En dat vieren we vandaag. We hebben een
gevarieerd programma, met een keur aan artiesten uit eigen kring. Ik wens jullie allemaal een
onvergetelijke avond toe”
Achtereenvolgens was het woord aan Betty, die ons vergastte op een gedichtje, waaruit de nostalgie over de vooroorlogse tijden voor het familieleven bleek. Een familieleven, waarin gezelligheid en saamhorigheid nog gemeengoed waren. Dit in tegenstelling tot tegenwoordig, waarin de techniek het gezinsgebeuren in negatieve zin beïnvloedt – en soms bepaalt - en de “gezelligheid” ingeblikt zit in de – zogenoemde – “sociale” hiermedia alsmede in de kant-en-klaar maaltijd uit de vriezer en vervolgens uit de magnetron.
Bepaald inspirerend was de positieve visie van Ton en Ed die het leven - óók als je het moeilijk had - konden blijven zien vanuit de aangename kant: “Always look on the Bright Side of Life” ( (voor tekst klik hier en klik hier voor de originele muziek van Monty Python). Deze visie kreeg nog véél meer gewicht toen wij daags na ons lustrum moesten horen, dat Ton van zijn artsen vernomen had, dat hij een vervelende ziekte onder de leden had. Ton hoort bij ons en wij hopen dan ook, dat wij ook in de komende jaren van zijn gezelschap mogen blijven genieten.
Vervolgens kwam een - in knisperend groen gekleed – figuur binnen schrijden, duidelijk een halve zool, die een gouden medaille verdiend heeft tijdens de Paralympics op het onderdeel “hardlopen met overtollige ledematen”. Zijn beide genitoren hadden destijds een extra chromosoom over, dat zich vervolgens evolueerde tot een zogenoemd “derde been”. En dat is lastig. Zijn moeder bijvoorbeeld, had geen normale ligging, noch een stuitligging, maar een driehoeksligging, waarbij het tweede en het derde been om het babyhoofdje gekruld lagen. Dit is nog steeds te zien. Tijdens de geboorte kwam één voet eerst. Geen vacuumpomp, geen tang maar een shovel. De gynaecoloog die tijdens de bevalling bijstand verleende, is er nog op gepromoveerd. En later, toen hij zich, zij het na veel romantische inspanningen, een vrouw verworven had, moest hij zich letterlijk in allerlei bochten wringen om nageslacht te kunnen verwerven. In zo’n huwelijk blijft het behelpen. (Ton,bedankt voor je geweldige performance!)
Door al het feestgedruis door gingen een aantal limericks van de hand van onze hofdichter Jan rond :
Een Oisterwijkse slimmerik
maakte ook een limerick
Hij kon proesten en prallen
bleef eindeloos lallen
maar
kreeg toen wel de… hille-rik-hik
De
Beekse baaijkenier
heeft
immer veel plezier
Hij
drinkt met zijn maten
niemand heeft dat in
de gaten
want
alles verdwijnt “ in de gier”
De
Tilburgse zeiker
stond
wel in de kijker
Hij was
zijn kruik vergeten
en dat
hebben ze geweten
Vanaf
toen is de fabrikaant,
nog rijker
Ne
Gôllipaop ut Gôol
leerde
nie zo veul op school
omtrent gééte wist ie wel
veul
want die
kwamen ut Schin op Geul
zo
spaorde ie de géét en de kool
Ene Enschotse Hagenaar
had het goed voor elkaar
wat hij
ook verzon
steeds
vond hij de BRON
en bij
de bisschop was het: “koffie klaar!”
Ene
Berkelse fietser had zich verscholen
In de
bekende KILDONKSE
Watermolen
langs
het water en het riet
een
verre reis dat was het niet
en de
rest …kon hem worden gestolen!
Dat
Belgische stel uit Poppel
Vormt
wel een bijzonder koppel
Deze
Nederbelgen zoeken het
hoog
Bij de
St Jan met beelden op de boog
Verdienen
een standbeeld: op een sokkel!
Intussen had Voorzitter Jos reeds een rede gehouden, waarin onze historie centraal stond:
Toespraak Lustrumvoorzitter Jos over onze historie en hoe deze historie voor het nageslacht blijft behouden….
“Wij hebben er nu 375 ritten opzitten, de feestritten meegerekend. De ene nog mooier dan de andere . Soms dezelfde rit, maar in omgekeerde richting dus óók weer verassend. Dat merkt niemand. Een fantastisch overzicht van de ritten is te vinden op onze website , waarvan Wim Nolens de geestelijk vader is (n.b. Wim interumpeert en merkt op, dat Boudewijn daarvoor de eerste basis heeft gelegd) . En dan hebben we vandaag - in vervolg op eerdere boekwerken van Wim Gianotten - óók nog de verschijning van de lustrumkrant van Wim en Jos Oprins mogen beleven. Ik heb wel eens overwogen om een historisch geschoold onderzoeker uit te nodigen om de geschiedenis van de Old Bikers te analyseren en te duiden. Op een wetenschappelijk verantwoorde wijze wel te verstaan. Maar ja, we hebben Theo niet meer. Daarom, in plaats daarvan, doen we het nu met beelden. Die hebben wij in overvloed. Jan van der Steen heeft in al die jaren van ons bestaan duizenden foto’s gemaakt.
Fietsclubs zijn er in alle maten en soorten. Echt onderscheidend in onze club zijn de foto’s en de jaarlijkse samenvattingen op dvd , compleet en op muziek gezet. Echt uniek. Ontwerper en uitvoerder van al dit mooie beeldmateriaal is Jan van der Steen. Ik geef Jan graag de gelegenheid om nu zijn herinneringen van de voorbije 15 jaar te tonen.
(Jan
vertoont de dvd : “Herinneringen 15 jaren Old Bikers”.
Jan is in het verleden al eens in het zonnetje gezet, maar ik doe het nog eens over, met een gouden randje er omheen. Jan is zo druk met foto’s, onderweg, maar ook de voorzorg en nazorg zodat het een klein wonder is dat hij óók nog meefietst. En die ene keer dat hij echt
verhinderd is, loopt hij de fietsdag nog eens na, en gaat later op pad om alsnog wat foto’s te maken , zoals bij de rit van Ed.
Het is mij daarom een eer
om jou een prijs uit te reiken, voor jouw hele oeuvre , zal ik
maar zeggen. Jan :
de GOLDEN BOY van de Bikers,
bijgenaamd : JAN de
FLITSER. De prijs is deze beker,
welke geen wisselbeker is en die je dus mag houden. Jan, probeer
dit vol te houden en uit naam van ons allen dank ik je van
ganser harte”.
Eigenlijk verdient iedereen het. Maar Jan van der Steen misschien nog wel het meest met zijn prachtige rit van 14 dagen geleden. Het boekjaar was helaas al praktisch afgesloten en voorbereidingen afgerond. Dus nu nog vier genomineerden:
de 3-D rit van Harry Lampe. Dit ijsje moet een vergissing zijn. Een natte dag , helaas, maar met interessant cultureel uitstapje: 3-D printing.
de bisschopsrit van Wim Nolens. Een mooie tocht en bijzonder ook. Je zou bijna weer gaan geloven. Naar mijn smaak zou Wim zelf trouwens ook een goede bisschop kunnen zijn. Hier is Wim gevallen, bezweken onder de last. Op de foto: Ik vraag Wim nog wel om even te lachen voor de foto. (Wim: ik kan goddank nog altijd uit en om mezelf lachen!)
De kunstrit van Ed van Kordelaar. Aardige rit en leuk cultureel evenement, waarin psychologie en schilderkunst gecombineerd worden in een oude koeienstal. Met een professor die voordraagt uit eigen werk. En wat ook telt: Ed is de oudste biker die nog geheel op eigen kracht op een gewone fiets meerijdt.
Boudewijn is een bijzonder man, dat weten we. Trekt er graag op uit met de caravan, en met Elly natuurlijk. Hij is net terug van een tocht naar Frankrijk, of is het Spanje ? Dat zegt hij. En we kennen Boudewijn als een eerlijk, integer man. Maar….zie deze foto. Dat werpt een heel ander licht op de zaak. Deze is niet in Frankrijk genomen, maar in Zeeland. In Boudewijnskerke om precies te zijn! Het heeft er alle schijn van dat hij zich op gezette tijden terugtrekt ergens op het eiland Walcheren, om zich te bezinnen en zijn innerlijk leven te verdiepen. Op zoek naar de bron, om zo te zeggen. Hij heeft daar een groepje volgelingen om zich heen verzameld en een eigen gemeenschap gesticht : de kerk van Boudewijn: “Boudewijnskerke”.Dat hij met zoveel zaken aan zijn kop toch nog in staat is om zo’n fraaie rit te bedenken en te organiseren kon de jury, waarvan ik voorzitter en enig lid ben, zeer bekoren. De ritmeester van het jaar 2016 is derhalve Boudewijn Staffhorst! Graag overhandig ik aan Boudewijn het bijbehorende petje en de – nieuw ingevoerde – wisseltrofee” Boudewijn aanvaardt ontroerd deze regalia.
De plechtigheden rijgen zich aaneen, nademaal thans de beurt is aan de twee overgebleven Founding Fathers: Walter en Ben Wegdam. De Lustrumvoorzitter spreekt hen toe: “In oktober 2001 fietsten vijf man met elkaar de “Old Bikers Oertocht”. Een welbegrepen besluit na diepgaande studie. Een tweetal mooiweerfietsers haakten al spoedig af, zodat er een drietal over bleef. Zij hebben de kar getrokken en dit 15 jaar lang volgehouden.De groep is al snel op sterkte gebracht van 20 leden Helaas is Founding Father Theo ons inmiddels ontvallen, zodat Walter en Ben Goed thans al enigen zijn overgebleven. De L.cie eeft na rijp beraad gemeend de jongens van het eerste uur voor dit initiatief te moeten belonen en een onderscheiding uit te reiken. Bijzonder, want dit hebben wij nog niet eerder gedaan. De betreffende edaille draagt als opschrift: “OER BIKER”. Wij zijn er van overtuigd dat jullie deze hoge onderscheiding met gepaste trots zullen dragen, IN ELK GEVAL VANAVOND. Het zij jullie gegund.”.
Ook deze onderscheiding (gouden plak) wordt met gepaste trots en enige gemoedsaandoening ontvangen.
Wim Nolens: Tafelrede 2016
Na het dessert en nog net vóór de koffie komt
ondergetekende aan het woord. Spreker is enigszins gehandicapt
omdat hij – zijnde de laatste redenaar – bijna al het gras voor
zijn voeten zag weggemaaid. De tafelrede is daarom enigszins
ingekort
Mijnheer de tafelpraeses,
“Zoals Heintje Davids destijds met enige regelmaat haar aanstaand afscheid annonceerde en deze procedure zo ongeveer tot aan haar verscheiden volhield, zo kondigde ondergetekende op 29 oktober 2014 tijdens de viering van de 13e Diës aan, dat zijn laatste optreden als tafelredenaar gekomen was. Ik ben dus welbeschouwd vandaag geen tafelredenaar, maar gastdocent. U, mijnheer de tafelpraeses en u, mijn hooggewaardeerd auditorium, mogen derhalve een college verwachten, dat eerst over drie kwartier ten einde loopt, hetgeen aangekondigd zal worden door de pedel van dienst. Destijds was dat de heer de Bont. Deze traditie hoop ik vanavond te kunnen voortzetten via zijn naamgenoot, die derhalve gehouden is goed op te letten en wakker te blijven.
Dit gezegd hebbende, mijnheer de tafelpraeses, kan ik overgaan tot de orde van de dag, zoals daar zijn de viering van ons 3e lustrum alsmede het feit, dat we, tezamen met degenen, die ons lief zijn, ongeveer 600 jaar ouder zijn geworden. En in het woordje “ongeveer” zit, zoals wij ons allemaal met weemoed realiseren, een droevig feit besloten, omdat het er geen 600, maar 599 geworden zijn. Ons aller Freek de Fietser heeft inmiddels een afslag ingeslagen, waarbij geen knooppuntnummer stond. Vermoedelijk ging de afslag bergop. Vóór ik dit stukje afsluit, memoreer ik nog het artikel van Theo in onze 1e Lustrumkrant, waarin hij uiterst geestig verslag doet van de “Old Bikers Oertocht”, welke rond half oktober 2001 moet hebben plaatsgevonden. “Oertocht”, omdat de definitieve – succesvolle – formule nog moest worden uitgevonden. Het ging destijds alléén maar om de beperking van het zwellende bierbuikje. Bij deze Oertocht pasten uiteraard geen met versnaperingen aangeklede koffie-uurtjes, geen copieuze lunches, geen culturele activiteiten en zéker geen met worst, bitterballen en kaas opgeleukte nazitten. Alleen maar zo hard mogelijk fietsen, boterhammen mee en contant afrekenen bij een kleintje pils achteraf.
Deze opzet, mijnheer de tafelpraeses, was niet zo aantrekkelijk voor mogelijke aanwas; reden waarom besloten werd tot een wat genialere structuur. Deze genialiteit kwam in de praktijk met name tot uiting in de keuze van de culturele activiteiten. Daarin zijn wij uniek. Voor zover ik heb kunnen nagaan, is elke activiteit éénmalig geweest. Bezochten wij voor de tweede maal een bepaald museum, dan was er in ieder geval sprake van een nieuwe expositie. Wat mij hier in het bijzonder is bijgebleven is een enorme door een Chinees vervaardigde zandbak, volgeladen met steentjes. Dit doet me denken aan de pindakaasvloer van de heer Wim T.Schppers, die we goddank nooit hebben hoeven te bezoeken. Van dit soort zogenoemde kunstuitingen krijg ik, evenals vermoedelijk destijds de heer Plato, een zorgelijke stoelgang.
Borduren wij verder op dit thema. Bezochten we de eerste keer de graanzolder van een korenmolen; de volgende keer was de meelzolder aan de beurt. Brachten we de eerste keer een bezoek aan de kruidentuin van de Abdij van Postel; negen jaar later deden we dat opnieuw en stonden er verse plantjes. Bezochten wij in 2004 Marie-Cécile Moerdijk; in 2015 deden we dat opnieuw en was deze kunstenares elf jaar ouder geworden. Bekeken wij in 2005 de binnenzijde van de Sint Jan, met de kaarsenwalm rond de Zoete Moeder; 11 jaar later was de dakgoot aan de beurt met de vreemde snuiters van Jeroen Bosch. We hebben koeienmelkerijen, paardenmelkerijen, buffelmelkerijen, en geitenmelkerijen bezocht met als klap op de vuurpijl een varkensmelkerij, zij het dat het hier niet ging om dames, maar om heren, die gemolken dienden te worden. Ik herinner mij nog de blijde gelaten van de betreffende heren, verrassend anders dan de bekommerde snuiten van hun wederhelften en nageslacht in het abattoir. Vreemd is natuurlijk óók, dat we mooie kunstenaressen maar één keer mochten bekijken. Zoals ik al mocht zeggen, wij zijn uniek en we zijn ons van dit feit zeer bewust. Klassiek met betrekking tot de culturele activiteit is de rol van de ritmeester in zijn hoedanigheid van camerlengo bij een conclaaf. Als hij na een uurtje of anderhalf roept “extra omnes”, dan spoeden wij ons, na dankzegging voor het gebodene, meteen naar onze rijwielen; blij dat we weer mogen fietsen op weg naar de nazit..
Wij waren evenwel niet zo onnozel, mijnheer de tafelpraeses, adequate horecagelegenheden geen meerdere malen met een bezoek te vereren. Wat dit laatste betreft heb ik mogen ondervinden, dat Brabant en de Belgische Kempen onovertroffen zijn. Het aantal gezellige kroegen met een uitvoerige collectie bieren, goede wijnen, kwalitatief aanvaardbare bitterballen en een veelbelovende en tevens betaalbare menukaart is bovenmatig groot. Met z’n allen zijn we natuurlijk óók uniek. Het aantal wrijvingsmomenten is ondanks onze onderlinge karakterverschillen binnen een plausibel minimum gebleven. De onderlinge waardering en vriendschap zijn onverwoestbaar. We kennen elkaar en elkaars eigenaardigheden inmiddels erg goed. Zelfs zó goed, dat we in staat zijn gemoedsuitbarstingen te zien aankomen. En, zoals ik reeds in mijn tafelrede tijdens ons eerste lustrum mocht opmerken, we zijn een fietsende stamtafel geworden. De aard van de onderwerpen, welke aan de stamtafel aan de orde zijn, is evenwel langzamerhand wat verschoven naar een wat hoger niveau. Niet zozeer in intellectueel, maar in medisch opzicht. De ziektes en kwalen van onszelf en onze levenspartners zijn nu doorgaans het Leitmotiv geworden tijdens onze uiteenzettingen. De ongemakken zijn zorgelijker geworden en het eigen risico bij onze zorgverzekeringen wordt bij de meesten van ons inmiddels geheel opgesoupeerd. Aan de orde van de dag zijn nu reumatische ongemakken, pijntjes bij het plassen, gevolgd door prostaatzorgen, botbreuken, artrose, niertransplantaties, darm- en blaasendoscopiën, longproblemen, triggervingers, vervanging van hartkleppen alsmede pees- en spierschade.. Deze opsomming is onvolledig. Goddank heeft de heer Alzheimer zich nog niet bij ons aangediend en blijft ons gevoel voor humor nog helemaal overeind. Alles bij elkaar genomen mogen wij niet mopperen.
Degenen onder u, die mijn boekje gelezen hebben weten, dat ik zeer optimistisch ben over het verschijnsel “mens”, diens afkomst, diens aanwezigheid op dit ondermaanse en diens uiteindelijke bestemming. Te dien einde heb ik vele werken en werkjes gelezen en daar vervolgens voorzichtige en zeer subjectieve conclusies aan verbonden. Bij het lezen over het fenomeen van de Bijna Dood Ervaring viel het mij op, dat het mogelijke hiernamaals vol is van hemelse muziek, bovenaardse vlinders en prachtige kleurschakeringen. Wat mij echter tegenviel was de totale afwezigheid van hemelse koffie, supergebak van Jo Franssen, 5- sterrenrestaurants en spirituele bitterballen. Te zijner tijd hoop ik tezamen met jullie allen in deze behoeften te kunnen voorzien. Als je zelfs zonder lieslaarzen op water kunt wandelen moeten mijn wensen toch een koud kunstje zijn.
Ter gelegenheid van de beide voorafgaande lustra sprak ik de hoop uit, dat we elkaar bij een volgend lustrum opnieuw in goede gezondheid zouden mogen ontmoeten. Voorzichtigheidshalve en wijs geworden, beperk ik mij evenwel tot de volgende diës. Rest mij, mijnheer de tafelpraeses, onszelf te feliciteren bij het bereiken van deze mijlpaal. Bovendien feliciteer ik u en uw beide secondanten voor deze voortreffelijke lustrumviering. In dat verband is het mij een eer u drieën uit te nodigen met mij mee te lopen, teneinde een kleine compensatie voor uw vele succesvolle werk in ontvangst te kunnen nemen.
Ik heb gezegd en wel voor de allerlaatste keer”.
.